Mirjam Lammers: “Kan dialectische gedragstherapie als alternatief dienen bij de behandeling van BED?”

Mirjam Lammers promoveerde onlangs op haar onderzoek naar de effectiviteit van verschillende behandelvormen voor Binge Eating Disorder (BED), ook wel een eetbuistoornis genoemd. Ze vergeleek cognitieve gedragstherapie (CGT-E), de huidige standaardbehandeling, met een aangepaste vorm van dialectische gedragstherapie: DGT-BED. We spraken haar over de aanleiding van haar onderzoek, de uitkomsten en hoe haar bevindingen in de praktijk kunnen worden toegepast.

De huidige aanbevolen behandeling voor mensen met een eetbuistoornis is cognitieve gedragstherapie. “Dat wordt als eerste behandelmethode aanbevolen, dat is ook beschreven in de Zorgstandaard en andere richtlijnen,” stelt Mirjam.

“In veel gevallen heeft iemand met een eetbuistoornis een negatief zelfbeeld en negatieve gedachten, die zich vervolgens toespitsen op het lichaam. Overtuigingen als ‘ik ben dik, dus ik ben niet oké’,” geeft Mirjam als voorbeeld. “Hierdoor ontstaat vaak een beperkt, verstoord eetpatroon, wat vervolgens kan leiden tot eetbuien. Bij CGT gaat het vooral om het doorbreken van die link tussen de negatieve overtuigingen, het beperkende eetgedrag en de eetbuien.”

Dialectische gedragstherapie: een mogelijk alternatief?

Maar cognitieve gedragstherapie werkt niet voor iedereen: niet iedereen herstelt en niet iedereen profiteert in substantiële mate van deze behandeling. Daar zag Mirjam ruimte voor verbetering: “Ik wilde weten hoe we ervoor kunnen zorgen dat toch meer mensen die eetbuien wél volledig kunnen loslaten.” Daarom onderzocht Mirjam of dialectische gedragstherapie, met een programma gericht op de eetbuistoornis (DGT-BED), een alternatief kan bieden voor de CGT-behandeling.

“In dialectische gedragstherapie gaat het erover dat eetbuien helpen om je emoties te reguleren,” legt ze uit. “Dat het een reactie is op nare gevoelens, en dat een eetbui helpt bij een afname van die negatieve gevoelens. De theorie achter DGT is dat emoties -of een verstoorde emotieregulatie- leiden tot eetbuien.”

Mirjam onderzocht ook of op basis van persoonlijkheidskenmerken of kenmerken van de onderliggende problematiek te voorspellen is of iemand met een eetbuistoornis meer baat heeft bij CGT of DGT.

Verrassende resultaten

De resultaten waren niet wat Mirjam vooraf had verwacht. “Wat wij vonden, was dat er een kleine subgroep is die het beter lijkt te doen in DGT, maar dat het overall genomen niet zoveel uitmaakt.” De kleine subgroep die het beter doet bij DGT is vooral de groep die hoog scoort op emotioneel eten en mensen die heel veel moeite hebben met het herkennen van hun gevoelens. “Op basis hiervan zou ik er wel op durven aansturen dat voor die specifieke subgroep, de problematiek het beste met DGT opgepakt kan worden,” aldus Mirjam.

Een pleidooi voor gerichte aandacht binnen CGT en DGT

Mirjam’s pleidooi naar aanleiding van de resultaten is echter niet om de twee behandelvormen te combineren. “Ik zie de implementatie tweeledig. Dat er in de CGT bij mensen met BED meer aandacht mag zijn voor emotie-regulatie. Daar is wel een klein beetje aandacht voor binnen dat model, maar dat verdient nog meer aandacht. Daarnaast is het zo dat mensen die DGT volgen, vaak mensen zijn die fors kunnen ontregelen in het omgaan met emoties, vaak met bijkomende suïcidaliteit, automutilatie of verslaving én dus eetbuien. Alleen verdwijnt dat vaak in de veelheid van dingen, waardoor de eetdynamiek daarin ondersneeuwt. Dus mijn pleidooi zou veel meer zijn om binnen die DGT ook aandacht te hebben voor die specifieke eetdynamiek.”

Bewustwording en vroegsignalering: de sleutel tot herstel

Hoewel CGT en DGT een verschillende benadering hebben, is het doel van beide behandelingen hetzelfde: mensen helpen om eetbuien los te laten en een gezondere relatie met zichzelf en hun lichaam te ontwikkelen. “Dat wie iemand is en hoe iemand zich voelt, losgekoppeld wordt van hoe zijn of haar lijf eruitziet,” zegt Mirjam. “Dat iemand niet langer eetbuien nodig heeft om met gedachten of gevoelens om te gaan en daarvoor gezonde copingmechanismen aanleert. Dat iemand kan denken: ‘Dat ik bepaalde dingen van mijn lijf niet mooi vind, wil niet zeggen dat ik niet oké ben.’”

Om dit te bereiken, is niet alleen de juiste behandeling van belang, maar ook meer bewustwording en vroegsignalering. Mirjam pleit ervoor dat zorgverleners zich bewuster worden van de rol die een eetbuistoornis kan spelen, zowel bij mensen met als zónder overgewicht. “Ik zou willen dat er niet alleen naar het gewicht wordt gekeken, maar ook naar hoe iemand zich voelt en of er sprake is van controleverlies rondom eten als iemand bij bijvoorbeeld de huisarts of een diëtist komt. Veel mensen schamen zich voor hun eetbuien, waardoor ze er niet uit zichzelf over beginnen. Als zorgverleners hier gerichter naar vragen, kunnen eetbuistoornissen eerder herkend en behandeld worden.” Herstel van een eetbuistoornis vraagt dus om de juiste behandeling én een scherpe blik op de onderliggende problematiek. Door eetbuien niet alleen als gedragsprobleem te benaderen, maar ook als een manier om met emoties om te gaan, kunnen we gerichter behandelen én eerder signaleren.